Avonturiers en thuisblijvers onder wadvogels

15-JUN-2015 - Zwermen wadvogels boven het wad lijken eenvormig en gelijkgestemd. Niets is minder waar. Kanoetenzwermen bestaan uit individuen die verschillen in reislustigheid, lichaamsgrootte, dieetpatroon en vetreserve. Zelfs achter hun ogenschijnlijk gemoedelijke samenzijn gaat een wereld van subtiele machtsstrijd verborgen. Dit blijkt uit promotieonderzoek van Allert Bijleveld, verbonden aan het NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, die vrijdag 19 juni promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Bericht uitgegeven op [publicatiedatum]

Zwermen wadvogels boven het wad lijken eenvormig en gelijkgestemd. Niets is minder waar. Kanoetenzwermen bestaan uit individuen die verschillen in reislustigheid, lichaamsgrootte, dieetpatroon en vetreserve. Zelfs achter hun ogenschijnlijk gemoedelijke samenzijn gaat een wereld van subtiele machtsstrijd verborgen. Dit blijkt uit promotieonderzoek van Allert Bijleveld, verbonden aan het NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, die vrijdag 19 juni promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Dé gemiddelde kanoet bestaat niet
Hoewel ze er op het eerste gezicht gelijk uitzien, blijkt uit gedetailleerde metingen van Bijleveld en collega’s dat kanoeten in gevangenschap verschillen in hun persoonlijkheid: sommige vogels zijn reislustig en gaan van plek naar plek, andere zijn honkvast. Deze gedragsverschillen, gemeten in de experimentele wadvogelfaciliteit van het NIOZ op Texel, komen overeen met die in het wild. Na hun vrijlating vertrokken reislustige kanoeten naar wadplaten in Engeland en Duitsland, terwijl honkvaste kanoeten in de Nederlandse Waddenzee bleven. ‘Deze persoonlijkheidsverschillen blijken gekoppeld te zijn aan hun lichaamsgrootte, dieetpatroon en vetreserves,’ zegt Bijleveld.

Een groep kanoeten zoekt op het wad naar verborgen prooien, zoals kleine kokkels (foto: Jan van de Kam)

Avonturiers en behoudende thuisblijvers
Reislustige kanoeten zijn kleiner, eten prooien van hogere kwaliteit en zijn slank. Bijleveld: ‘Je zou kanoeten kunnen indelen in avontuurlijke en behoudende dieren, de thuisblijvers. Thuisblijvers zijn dikker, eten prooien van slechtere kwaliteit en bewegen weinig; avonturiers zijn slanker, eten de betere prooien (die moeilijker te vinden zijn) en blijven actief.’ In tegenstelling tot de verwachting blijken deze verschillen in persoonlijkheid niet tot verschillen in overleving te leiden. Bijleveld: ‘Kanoeten verschillen in hun strategie, maar elke strategie levert op de lange termijn hetzelfde op: gelijke overleving, gelijke fitness.’

Kanoeten kijken bij elkaar af
Kanoeten vechten zelden met elkaar. Op het wad leven de sociale dieren schijnbaar gemoedelijk in grote groepen van wel tienduizenden individuen. Het groepsleven helpt om ingegraven voedsel, zoals kleine kokkels, snel te vinden. Zo vond Bijleveld experimenteel bewijs dat kanoeten bij elkaar afkijken om snel de beste voedselplekken te vinden. Echter, het groepsleven heeft ook nadelen, want hoe vreedzaam het ook lijkt, kanoeten zitten elkaar wel degelijk in de weg. Bijleveld laat zien dat de voedselopname van een individu met maar liefst 90% afneemt door wat hij noemt ‘verborgen interferentie’. ‘Hoe groter de groep, hoe meer de vogels hun aandacht moeten verdelen tussen het zoeken naar prooien en het vermijden van soortgenoten.’

Doorgrondelijk wad
Het wad ziet er op het eerste gezicht hetzelfde uit, maar niet alle gebieden zijn even rijk aan leven. In sommige wadplaten leven kokkels dicht op elkaar, in andere zijn ze afwezig. Bijleveld bracht hun verspreiding in kaart en vond dat waar kokkels dicht op elkaar leven, ze door onderlinge voedselcompetitie magerder zijn dan wanneer ze verspreid leven. Vanuit de kanoet gezien zijn vette kokkels beter voedsel dan magere kokkels. Dit verklaart waarom kanoeten plekken met heel veel kokkels mijden.

Van persoonlijkheid naar beter beheer werelderfgoed
De Waddenzee is voor kanoeten en veel andere trekvogels een belangrijk rust- en voedselgebied. Tegelijkertijd staan er plannen voor zoutwinning bij Harlingen op de agenda die kunnen leiden tot een snel verlies van voedselgebieden. Volgens Bijleveld helpen de inzichten uit zijn promotieonderzoek bij het formuleren van een effectieve bescherming. ‘Door het ontrafelen van een op het oog verborgen wereld laten wij zien dat de belangrijkste gebieden voor vogels niet per se gebieden zijn met de hoogste schelpdierdichtheden. De kwaliteit van de prooien is ook essentieel en kan belangrijke gevolgen hebben voor het aanwijzen van kerngebieden waar bescherming het meest effectief is. Ook tonen we aan dat vogels verschillen in reislustigheid en dat, binnen één soort, individuen verschillend omgaan met een veranderende wereld. Daarom zijn ze, voor hun overleving, afhankelijk van een groot gebied met een diversiteit aan dichtheid en kwaliteit van prooien.’

Tekst: Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ)
Foto: Jan van de Kam