Veldleeuwerik voert jongen

Tienduizenden Veldleeuweriken dood door maaien

Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels, Vogelbescherming Nederland
26-FEB-2015 - Waar grasland en akkers naast elkaar voorkomen, gebruiken Veldleeuweriken graag grasland om in te broeden. Dit wordt ze vaak noodlottig, omdat hier veel legsels worden uitgemaaid. Jaarlijks blijken in Groningen en Drenthe 30.000 jonge Veldleeuweriken om te komen door maaien. Onderzoek moet aantonen of met een ander maaibeheer de Veldleeuwerik zijn jongen wel succesvol groot kan krijgen.

De provincies Groningen en Drenthe zijn vermoedelijk de belangrijkste provincies in Nederland voor in akkergebieden broedende Veldleeuweriken. Jaarlijkse monitoring van honderden telpunten van het Meetnet Agrarische Soorten (MAS) in beide provincies, zorgt voor een nauwkeurige ‘vinger aan de pols’ over de verspreiding van soorten, hun gewasvoorkeuren en aantalsontwikkelingen. De Veldleeuwerik kent zelfs de hoogste presentie in het fijnmazige meetnet, en daardoor zijn goede aantalschattingen te geven van het aantal broedparen.

In Groningen broeden de laatste jaren rond de 6.300 paren Veldleeuweriken, waarvan 4.750 paren in akkerland. Door de oprukkende melkveehouderij brokkelt de oppervlakte ‘akkerland’ steeds meer af. Tussen 1980 en 2013 nam het aandeel grasland in akkerbouwgebieden als het Oldambt en de Veenkoloniën toe van 12% naar 22%. Niet van die prachtige bloemrijke weiden, maar monotoon turbograsland dat maandelijks wordt bemest en gemaaid. Door een gebrek aan geschikte alternatieven, trekken Veldleeuweriken in met name de tweede helft van het broedseizoen naar die turbograslanden toe om er te broeden. Zo is een ecologische val van formaat ontstaan.

Van 2006 tot 2008 werkten Sovon Vogelonderzoek Nederland en Werkgroep Grauwe Kiekendief samen om in opdracht van Vogelbescherming Nederland de knelpunten rond de ecologie van de vrolijke zanger in beeld te brengen. Dit leverde het fundament op voor het vervolgonderzoek dat Werkgroep Grauwe Kiekendief samen met Wageningen UR in de jaren 2010-2014 uitvoerde. Daarbij werd met behulp van lichtgewicht radiozenders het terreingebruik van broedende Veldleeuweriken in kaart gebracht. De resultaten zijn onder andere beschreven in het themanummer ‘Akkervogels’ van Limosa. Uit het onderzoek bleek dat Veldleeuweriken graag gebruikmaken van faunaranden om naar voedsel te zoeken voor hun jongen. Maar diezelfde faunaranden kunnen niet voorkomen dat Veldleeuweriken in het voor hun gevaarlijke grasland gaan broeden.

Ecologische val

Sterker nog, als die faunaranden in de buurt van grasland liggen, dan vormt die combinatie een ecologische val, doordat Veldleeuweriken een voorkeur hebben om in grasland te broeden. Op basis van broedbiologische gegevens van Werkgroep Grauwe Kiekendief, aantalsschattingen en digitale gewaskaarten, hebben we berekend dat in Groningen per jaar zo’n 15.000 nestjonge Veldleeuweriken worden doodgemaaid. In Drenthe komt een vergelijkbaar aantal tussen de maaibalken om.

Bebroed nest, nestjong en uitgelopen jong als maaislachtoffer

Bovenstaande maakt duidelijk dat agrarisch natuurbeheer in akkerland vooralsnog voor de Veldleeuwerik niet het gewenste resultaat oplevert als dat akkerland is verweven met intensief grasland. Dit is in Nederland in toenemende mate het geval. Wil natuurbeheer in akkerbouwgebieden daadwerkelijk bijdragen aan het stoppen van de achteruitgang van Veldleeuweriken, dan zal ook het beheer van grasland in akkergebieden meer moeten worden afgestemd op de daarin levende vogels en andere organismen. Vogelbescherming Nederland ijvert voor rijke weides met bloemen, vlinders en vogels in haar campagne Red de Rijke Weide.

In het komende broedseizoen zal Werkgroep Grauwe Kiekendief in zowel Groningen als Drenthe weer Veldleeuweriken volgen met radiozenders, om de knelpunten nog nauwkeuriger in beeld brengen. Bij een aantal Drentse en Groningse graslandbedrijven zal het effect van uitgesteld maaibeheer worden onderzocht. Daarbij kijken we of het broedsucces van de Veldleeuwerik voldoende kan worden verhoogd door grotere tussenpozen tussen de sneden aan te houden. Met de verzamelde kennis hopen we dat provincies gericht kunnen investeren in natuurmaatregelen voor bodembroedende soorten als de Veldleeuwerik.

Tekst: Henk Jan Ottens, Akkervogelonderzoeker bij Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief en Floris van Kuijk, Teamhoofd Landelijk Gebied van Vogelbescherming Nederland
Foto's: Hans Hut (leadfoto: veldleeuweriknest in grasland); Henk Jan Ottens

Dit onderzoek wordt ondersteund door het Prins Bernhard Cultuurfonds (Scheltema-Breet Natuurfonds), Provincie Drenthe, Bettie Wiegman Fonds, Stichting Bouwstenen voor DierenbeschermingWaterleiding Maatschappij Drenthe, Waterbedrijf Groningen, Stichting Het Drentse Landschap, Rabobank Emmen-Coevorden.